Het schrijfcentrum als onderzoeksobject

Een brede verkenning van effectstudies

Hoewel het aantal schrijfcentra gestaag toeneemt in het Nederlandse hoger onderwijs is er weinig bekend over de effecten van het non-directieve tutoring model dat de meeste schrijfcentra hanteren, waarin de schrijver en het schrijfproces centraal staan. Daarom biedt dit artikel een overzicht van wereldwijd onderzoek, waaruit blijkt dat het niet evident is om de juiste benadering te vinden. Het meest kans van slagen heeft de gedragsverandering die je bij studenten tracht te bewerkstelligen, zoals zelfregulatie en vermindering van schrijfangst. Niet toevallig sluit dit ook het best aan bij de missie die de schrijfcentra onderschrijven.

Vraagstelling

Gelijktijdig met de groei is ook de vraag ontstaan naar meer inzichten over schrijfcentra. Omdat het fenomeen in Nederland nog nieuw is, weten we nog niet zo goed welke plek het inneemt binnen de Nederlandse onderwijs- en onderzoekscultuur: voor veel onderwijsinstituten is het onduidelijk wat zo’n schrijfcentrum nu precies bijdraagt. Ook schrijfcentra zelf hebben baat bij deze inzichten, zodat ze hun eigen aanpak kunnen bijstellen en zich beter kunnen positioneren binnen de instelling. De voornaamste interesse is daarom vooral welk effect schrijfcentrumbezoek nu precies heeft op de schrijfvaardigheid van studenten.

Relevantie voor taalbeleid en –praktijk

Het overtuigendste bewijs qua effectmeting van schrijfcoaching werd in dit literatuuronderzoek geleverd door zes gedragsstudies uitgevoerd in de Verenigde Staten. De ontwikkelde cognities die deze studies laten zien steunen bovendien de gemiddelde missie van een onderwijsinstelling: het leveren van studenten die eigenhandig en met een sterk zelfreflectief vermogen in staat zijn ideeën te kunnen ontwikkelen en uiten. Het gebrek aan effectmeting in de Nederlandse schrijfcentra illustreert een noodzaak om in deze materie te duiken. Idealiter zou dat een studie zijn die precies is afgestemd op wat we willen dat academische schrijvers binnen het Nederlands taalgebied zouden moeten kunnen. Dat vraagt om een tweezijdige aanpak: aan de ene kant een breed opgezette effectenstudie in lijn met de zes gedragsstudies, en aan de andere kant een inventarisatie van wat schrijfcentra en onderwijsinstellingen willen bereiken. Deze missie heeft betrekking op de schrijfvaardigheid van studenten en geeft een eenduidig antwoord op de vraag wanneer we een student een goede schrijver vinden. Als er namelijk één ding zichtbaar wordt uit het internationale onderzoek naar de effectiviteit van schrijfcentra, is het wel dat de manier waarop de studies zijn opgezet, blootlegt wat we eigenlijk verwachten van de schrijfcapaciteiten van studenten.

Resultaten en conclusies

Binnen de dataset bleken er grofweg vijf manieren waarop de effectiviteit werd getoetst. Zo werd getracht het effect af te lezen aan de hand van de tevredenheid van studenten (1), het behaalde eindresultaat (2), de progressie van de resultaten (3), de tekstkwaliteit (4) en het gedrag van de student (5). Onderlinge discussie tussen deze onderzoeksoorten kwam veel voor.
Het grootste gedeelte van de studies probeert het effect van het schrijfcentrum af te lezen aan de hand van de teksten die studenten produceren. In heel wat studies werd schrijfcentrumbezoek geprobeerd te relateren aan al dan niet hogere cijfergemiddeldes, slagingspercentages en tekstkwaliteiten.
Deze focus komt niet overeen met de kerntaak van het schrijfcentrum zoals in de beginjaren omschreven door Steven North: verbeter geen teksten, maar studenten. Hoewel vrijwel alle onderzoekers in hun studie wel naar North verwijzen, lijkt zijn gedachtegoed niet tot in de methodesectie van het onderzoek te zijn doorgedrongen. Daardoor onderzoeken deze studies niet de effecten die de schrijfcentra zelf stellen te beogen. Het is wellicht een verklaring voor de tegenstrijdige resultaten die de studies regelmatig laten zien. Conclusies van vergelijkbare studies spraken elkaar meermaals tegen, en ook binnen onderzoeken waren er soms contradicties.
Pas in de laatste jaren lijkt er een kentering zichtbaar. Een zestal studies bleef dichter bij de missie van North en koos de ontwikkeling van de student als onderzoeksobject. Deze ontwikkeling ging niet in op de producten die studenten maakten, maar op gebieden als reductie van schrijfangst, aanleren van cognities en het verhogen van self-efficacy. Deze studies combineerden kwantitatieve methodes met een meer kwalitatieve aanpak, in de vorm van interviews en focusgroepen.

Methode

Om voor dit literatuuroverzicht een corpus van geschikte artikelen te verkrijgen is gezocht in artikelendatabases als eric en jstor en de zoekmachine Google Scholar, met behulp van de trefwoorden ‘writing center’ en ‘writing lab’ alsook diverse vertalingen. Daarnaast zijn de referenties in de geselecteerde literatuur gebruikt om nieuwe artikelen te vinden; de zogenaamde sneeuwbalmethode. Uitgangspunt waren de artikelen die verschenen in de twee belangrijkste publicatieplatformen The Writing Center Journal en The Writing Lab Newsletter. Per artikel werd allereerst gelet of het onderwerp een academisch schrijfcentrum betrof dat gebruikmaakt van coachingsgesprekken met studenten. Deze inventarisatie leverde een lijst op met 143 artikelen. In een tweede leesronde werden de 143 artikelen onderworpen aan de drie eisen van Driscoll en Perdue (2012), met name een dupliceerbare methode, een duidelijk herleidbare resultatensectie of een conclusie die duidelijk op gevonden data was gebaseerd. Op die manier vielen alsnog 50 artikelen af. Dat bracht de dataset tot 93 artikelen terug. Vervolgens werden de artikelen geselecteerd die de effecten van een schrijfcentrumbezoek als focus hadden. ‘Effecten’ had in deze fase een brede betekenis: alle studies die iets probeerden te zeggen over de samenhang van een bezoek met de ontwikkeling van studenten werden meegenomen. Per onderzoek werden de belangrijkste bevindingen genoteerd, waarna enkel de effectstudies werden geselecteerd. Op die manier bleef er een uiteindelijke dataset van 43 artikelen over.  Om een helder inzicht in het debat te krijgen werd van deze 43 artikelen in kaart gebracht welke aanpak er werd gehanteerd en welke conclusie er getrokken is. Tot slot werd er gelet op welke discussie de conclusie en aanpak opleverden binnen het onderzoeksdomein. Hierbij werd ook geput uit opmerkingen uit de overige 50 artikelen van de dataset.

Relevante literatuur

Een uitgebreide literatuurlijst is te vinden in het artikel, dat u kan raadplegen onder ‘Documenten’.

Documenten

Voorgesteld op

10 juni 2021 / Uitwisselingsmoment Kennisdeling

Instelling

Contact

Wout Waanders

Categorie

Download deze pagina

Download "Het schrijfcentrum als onderzoeksobject" als PDF

Zelf kennis delen?

Wilt u zelf kennis delen via ons platform?

Insturen